M
oet je op bepaalde plekken niet meer willen
bouwen of juist dijken aanleggen? Of kun
je beter overstromingsgevoelige gebieden
reserveren voor landbouw en visserij? De
grilligheid waarmee klimaatverandering
plaatsvindt, maakt het moeilijk om te voor-
spellen wat op de langere termijn nu de beste ingrepen zijn in
de infrastructuur. Zeker als een bedreigd gebied belangrijk is
voor de economie.
Volgens expert klimaatadaptatie Ad Jeuken vraagt dat om
meer aanpassingsvermogen in de besluitvorming over lokaal
en regionaal waterbeheer. ‘Minder alles voor de eeuwigheid
vastleggen en meer rekening houden met verschillende
scenario’s en hoe die op elkaar inwerken. Ook demografische
en sociaaleconomische scenario’s.’
Als bestuurder of beheerder van een water
systeemmoet je nu besluiten nemen over
infrastructurele voorzieningen die vijftig of
honderd jaar meegaan. Hoe doe je dat?
‘Om te beginnen probeer je in kaart te brengen wat je wilt
bereiken in die periode en welke ontwikkelingen die doelen in
gevaar brengen. Vervolgens kies je een reeks aan mogelijke
klimaatscenario’s. Die probeer je zo goedmogelijk te combineren
met de gegevens die je al hebt over overstromingen en droogte.
Stel bijvoorbeeld dat er eens per twintig jaar een overstroming
plaatsvindt als gevolg van zware regenval. Combineer dat
met gegevens uit de klimaatscenario’s, dan kan de uitkomst
wel eens zijn dat de overstromingsfrequentie in bijvoorbeeld
2050 stijgt naar tussen de eens per tien jaar en eens per vijf
jaar. Daar moet je dan wat mee.’
Dat betekent toch gewoon dijken bouwen of
verhogen?
‘Dat is nog maar de vraag. Je hebt ook te maken demografische
en economische ontwikkelingen. Een overstromingsfrequentie
van eens per vijf jaar kan acceptabel zijn als het gaat om een
dunbevolkt landbouwgebied. Dan kun je je beperken tot een
waarschuwingssysteem en het herstellen van de schade.
Maar veel stedelijke ontwikkelingen doen zich juist voor in
overstromingsgevoelige delta’s omdat daar van oudsher de
handelscentra gevestigd zijn. Het is de kunst om die afweging
precies goed te maken.’
Vaak vertellen verschillende klimaatscenario’s
geen duidelijk, eenduidig verhaal. Dat maakt
adaptatie extra moeilijk.
‘Waar het om gaat is dat je een strategie probeert te
ontwikkelen voor de lange termijn, die voldoende flexibel
is om te reageren op onvoorziene ontwikkelingen. De
traditionele planningsaanpak schiet daarvoor tekort, omdat
je niet weet waar je rekening mee moet houden. Dat vraagt
omwat we een adaptieve planningsaanpak noemen. Een
planning die niet alleen rekening houdt met verschillende
toekomstbeelden, maar ook met verschillende paden naar
die toekomst toe. Op basis van de huidige scenario’s over
neerslagontwikkeling probeer je in eerste instantie bijvoor
beeld de afvoercapaciteit van een rivier te verhogen door
overloopgebieden aan te leggen. Neemt de afvoer meer toe
dan verwacht, dan kun je er alsnog voor kiezen om de dijken te
versterken. Maar je kunt ook specifieke bedreigde stadswijken
overstromingsbestendig maken, afhankelijk van economische
en ruimtelijke ontwikkelingen. De kunst is om je bestuurlijke
en beleidsmatige aanpassingsvermogen te vergroten, zodat
je kunt inspelen op veranderingen die zich voordoen, zonder
extra kosten, maar ook zonder extra risico’s.’
Een zaak van de lange adem. Hoe krijg je
bevolking en politiek daarinmee? Je kunt
niet continu een gevoel van urgentie in
stand houden.
‘Dat klopt en daarom is het belangrijk om de aanpak van
waterveiligheid te combineren met andere doelen. Een mooi
voorbeeld is Jakarta. Als gevolg van bodemdaling – dus niet
‘TRADITIONELE PLANNINGS
METHODEN SCHIETEN TEKORT’
Toenemend overstromingsrisico en langere droge periodes vragen om aanpassingen
in de infrastructuur. ‘Maar de klimaatveranderingen zijn zo grillig, dat hoge eisen worden
gesteld aan het bestuurlijk aanpassingsvermogen’, stelt expert klimaatadaptatie Ad Jeuken.
DOOR JOOST VAN KASTEREN
10
DOSSIER
KLIMAATADAPTATIE